
Jan Coene en Picanol
Graag had ik gereageerd op de recente ontwikkelingen rond de topman van
Picanol, de Heer Jan Coene. Terecht klinkt er in de samenleving
verontwaardiging over de wijze waarop deze zakenman zich heeft verrijkt ten
koste van het bedrijf. Terwijl zijn werknemers moesten vechten voor een
minimale verhoging van de maaltijdcheques, vergaarde hij op enkele jaren
tijd de duizelingwekkende som van 22 miljoen euro. Maar de discussie beperkt
zich teveel tot het meer transparant maken van de lonen van topmanagers: ook
over de hoogte van deze salarissen kan men zich vragen stellen . De huidige
“captains of industry “ vinden één of twee miljoen euro (zo’n tachtig
miljoen oude Belgische franken) een redelijke verloning voor al wat zij
moeten presteren. Zij voelen zich zelfs onderbetaald in vergelijking met het
buitenland. Ik stel me dan ook de vraag op welke basis zulke bedragen te
rechtvaardigen zijn in de ogen van al diegenen die een gewoon loon verdienen
. Wat is de meerwaarde van zo’n topmanager in vergelijking met bijvoorbeeld
een verpleger of kinderverzorgster die elke dag het beste van zichzelf geeft
? En kun je, zoals onze Vlaamse Minister van Werk Frank Vandenbroucke
verklaart, aan mensen elke opslag weigeren terwijl een bepaalde toplaag aan
haar leden steeds hogere vergoedingen toekent? Misschien kunnen deze
bemerkingen onze politici, de vakbonden en werkgevers inspireren tijdens de
onderhandelingen over een nieuw interprofessioneel akkoord.